Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Germanen

betekenis & definitie

Germanen, in de vorm Germanoi in schriftelijke bronnen voor het eerst gebruikt door de Griek Posidonius, circa 90 v.Chr. Met Germanoi werd een relatief kleine groep stammen aangeduid, die deel uitmaakte van de Kelten, aan weerszijden van de Rijn. → Caesar geeft in de Commentarii de Bello Gallico een veel ruimere betekenis aan dit begrip.

Behalve enkele stammen op de linker Rijnoever (Germani cisrhenani) noemt hij alle groepen rechts van de Rijn tot diep in het Duitse achterland Germanen (Germani). Ze zouden volgens hem een eenheid (natio) vormen die in cultureel opzicht duidelijk verschilde van de Galliërs of Kelten. Zoals de Romeinse geschiedschrijver Tacitus in zijn Germania (98 n.Chr) treffend opmerkt, veranderde de term Germanen van een eng begrensd begrip in een algemene etnische verzamelnaam die in de Romeinse wereld gemakkelijk in de mond werd genomen. Er kan daarom geen eenduidig antwoord worden gegeven op de vraag wat precies onder de term Germanen werd verstaan. Het is denkbaar dat het gaat om stammen met bepaalde onderlinge sociaal-politieke en/of ceremoniële-religieuze relaties, maar hiervoor zijn geen directe bewijzen. Verder is het twijfelachtig of de Germanen een etnische eenheid vormden. Daarnaast is aan het begrip Germanen ook een taalkundige inhoud gegeven, dat wil zeggen Germanen zijn volkeren met een Germaanse taal. Of dit ook van toepassing is op de Germani, valt te betwijfelen. Op grond van toponymisch onderzoek is de conclusie getrokken, dat in de noordelijke helft van Noord-Gallië en het aansluitende gebied tot aan de Aller-Weser in Noordwest-Duitsland een derde taal (of talen) is gesproken die verwant is aan het Keltisch en Germaans, zonder dat ze hierbij kunnen worden ingedeeld.