Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Gemeente

betekenis & definitie

Gemeente, aanduiding gedurende de Middeleeuwen en later totdat de burgerlijke gemeenten ontstonden, van een groep personen die tezamen in parochiaal of in enig wereldlijk verband leefden (communia, commune). De eerste commune, die de middeleeuwse stedelijke geschiedenis kent, is die van 1077 in Kamerijk, waar de communale opstand overigens gewelddadig werd onderdrukt.

Vooral na de instelling van de moderne burgerlijke gemeente wordt met het woord gemeente ook het territoir bedoeld waarbinnen die groep personen leeft. Ook vroeger werd met het woord gemeente echter wel een territoir aangeduid, vooral waar het markegronden gold, met name in Noord-Brabant (→ buurschap, → mark). De burgerlijke gemeente is de voortzetting van de Franse mairie. Gedurende de → Franse tijd is de Franse communale organisatie ingevoerd, die haar oorsprong vond in een Franse wet van 14.12.1789. Veelal heeft men bestaande rechtskringen aangenomen als territoria van de op te richten communes (burgerlijke gemeenten). De president van een dergelijke gemeente werd volgens de wet van 1789 maire genoemd. Iedere commune kreeg een municipaliteit (gemeenteraad). Dit stelsel werd in 1795 in België ingevoerd. Deze organisatie bleef gelden tot onder koning Willem I in de jaren 1815-1819 regeringsreglementen voor de steden en voor de gemeenten van het platteland werden ingevoerd. De Gemeentewet van 1851 (herhaaldelijk gewijzigd) van → Thorbecke regelt sindsdien samenstelling, inrichting en bevoegdheid van de gemeentebesturen in Nederland. In België kwam in 1836 een gemeentewet tot stand.