Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Bosch

betekenis & definitie

Bosch, Johannes, graaf van den, Nederlands staatsman, *2.2.1780 Herwijnen, +28.1.1844 's-Gravenhage. Van den Bosch ging in 1798 als luitenant naar Nederlands-Indië; hij nam in 1808 als kolonel ontslag.

In Nederland teruggekeerd kreeg hij in 1815 de leiding van de directie van de Oostindische militaire zaken. Van den Bosch legde met zijn Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering en de belangrijke voordeelen eener algemeene armeninrichting in het rijk der Nederlanden de grondslag voor de → Maatschappij van Weldadigheid. Met zijn Nederlandsche bezittingen in Azië, Amerika en Afrika in derzelver toestand en aangelegenheid voor dit Rijk wijsgerig, staathuishoudkundig en geografisch beschouwd (1818) keerde hij zich tegen de opvattingen van H.W. → Daendels en T.S. → Raffles. Van 1827-1828 was hij → commissaris-generaal van West-Indië en van 1828-1833 → gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Op 6.3.1829 nam hij in een nota stelling tegen het kolonisatierapport van Du → Bus de Ghisignies (→ Elout). Van 1833-1834 was Van den Bosch commissaris-generaal, om de tegenstand van de Raad van Indië te breken. In deze functie streefde hij de consequente doorvoering van het → cultuurstelsel na. Van 1834-1839 was hij minister van Koloniën.