Aartspriester, titel in de christelijke Kerk die vanaf de 5e eeuw wordt gebruikt; gedragen door de oudste van de priesters, die aan een kathedrale kerk was verbonden.
Hoewel hij een hogere wijding had, was hij in ambtelijke bediening lager dan de → aartsdiaken. Vanaf de 9e eeuw beperkte de taak van de aartspriester zich steeds meer tot het terrein van de liturgie. Na de herziening van de rooms-katholieke hiërarchie (1853) in Nederland (→ Aprilbeweging) werd de benaming aartspriester vervangen door de term deken. De aanduiding aartspriester wordt tegenwoordig gebruikt als eretitel.