(ca. 1170- ca. 1230) Vermoedelijk uit Neder-Oostenrijk afkomstige Minnesänger, verbleef van ca. 1190-'98 aan het Weense hof en kreeg in 1220 een klein leengoed in de omgeving van Würzburg. Van hem zijn ca. 100 hoofse gedichten overgeleverd, die eerst de 'hohe Minne' (de onbeantwoorde liefde van een ridder voor een hoger geplaatste dame), daarna de 'niederen Minne' (dezelfde liefde, maar dan wél beantwoord) en tenslotte de 'ebene Minne' (de liefde tussen maatschappelijk gelijken) behandelen.
Daarnaast zijn er 'Spruchdichtungen', waarin politieke, didactische, sociale en religieuze onderwerpen ter sprake komen en waaruit zijn verbondenheid met de vorst als verdediger van de staat tegen de paus blijkt.