Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Urine

betekenis & definitie

uitscheidingsprodukt, door de beide nieren gevormd, in het nierbekken druppelsgewijs verzameld en dan via de urinebuis naar de blaas overgebracht. Wanneer de urineblaas vol is (ca. 400 cc), meldt zich de urinedrang, waarop lediging van de blaas volgt.

De dagelijkse hoeveelheid u. is gelijk aan de opgenomen hoeveelheid vocht en bedraagt normaal 1 tot 1½ liter. Wanneer een sterkere vochtafgave via andere organen (huid, longen, darm) plaatsvindt, vermindert de hoeveelheid u. Behalve water bevat de u. de eindprodukten van de eiwitstofwisseling in de vorm van urinestof en urinezuren, overvloedige zouten, andere stoffen en urinekleurstof, die uit bloed- en galkleurstof is ontstaan. De kleur is over het algemeen bepaald door het gehalte aan geloosde bestanddelen. Wanneer de u. geconcentreerd is, d.w.z. waterarm en zoutrijk met een hoog soortelijk gewicht, dan is ze donker van kleur; wanneer dit niet het geval is, is de kleur licht. Alleen wanneer suiker uitgescheiden wordt, kan een anders weinige geconcentreerde u. zwaar en tegelijkertijd licht van kleur zijn.

De u. is over het algemeen helder. Wanneer ze sterk geconcentreerd is, kunnen bij het afkoelen zouten uitkristalliseren, die een aanslag vormen. Bij geelzucht wordt de u. door galkleurstof geelbruin tot bierbruin gekleurd, ook door medicamenten opgenomen kleurstoffen kunnen de kleur van de u. beïnvloeden. Etter, bloed, resten van cellen kunnen bij ontsteking van nieren en urinewegen in de u. aanwezig zijn en troebeling en verkleuring veroorzaken. De u. reageert zuur, bij plantaardige voeding alkalisch. Verse u. ruikt aromatisch, oude u. gaat tot ontbinding over en ruikt onaangenaam.

Bij overwegende vleesvoeding kan ze scherp naar ammoniak ruiken. Bij ziekelijke veranderingen van nieren en urinewegen, bij stofwisselings- en leverziekten en koorts kunnen abnormale bestanddelen in de u. voorkomen. Deze kunnen langs scheikundige weg en voor een deel ook door microscopisch onderzoek van het bezinksel aangetoond worden. Eiwit (zie albuminurie), suiker, galkleurstoffen en de deelprodukten daarvan, bloedlichaampjes, afgietsels van de nierbuisjes (zgn. cilinders) en resten van dekcellen zijn daarvan de belangrijkste.