Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Nieren

betekenis & definitie

ter weerszijden van de wervelkolom, tegen de achterwand van de buik gelegen. De linker n. ligt iets hoger dan de rechter.

Hebben de vorm van een grote boon. De n. is omgeven door een bindweefselkapsel en wordt door de bindweefselachtige nierfascie op de plaats gehouden. Is omgeven door vetweefsel. De ingedeukte kant, die naar de wervelkolom toe ligt noemt men de nierhilus. Hier monden de niervaten uit en bevindt zich het nierbekken. In de n. wordt de urine gevormd, die de uitscheiding van de stofwisselingsresten verzorgt.

De aanvoerende bloedvaten verdelen zich in de nierschors in talrijke haarvatenkluwens, waardoor de met slakken beladen bloedwei in voorgevormde kanaaltjes gefiltreerd wordt. Deze zijn voorzien van cellen, die stoffen die het lichaam nodig heeft en het grootste deel van het water weer opnemen en alleen de urinestoffen in de urine achterlaten. Deze druppelt uit de urinekanaaltjes in het waaiervormige nierbekken en wordt van hier via de urineleider naar de blaas gebracht en daar verzameld. Wanneer deze vol is wordt de blaas door de urinebuis naar buiten geledigd. Wanneer de afscheiding van keukenzout onvoldoende of verstoord is, blijft er teveel vocht in de weefsels (oedeem) of verzamelt zich water in de vrije lichaamsholten (hydrops). Wanneer de urinestof niet voldoende wordt uitgescheiden wordt de stikstofrest in het bloed verhoogd en ontstaat urinevergiftiging.