Gepubliceerd op 18-08-2020

Touw

betekenis & definitie

1. In het touw zijn: druk aan het werk, zonder rusten; ontleend aan het paard, dat in het touw (gareel) gespannen is.

2. Op touw zetten: ontwerpen, een plan maken; afgeleid van het spannen der draden op het weefgetouw ; de schering wordt het ontwerp van het te weven stuk, het geeft n.l. de lengte en de breedte aan.
3. Men heeft dat niet aan een touwtje: in zijn macht, zooals men bijv. een hond aan een touw leidt.
4. Men kan er geen touw aan vast knoopen: er niets van begrijpen; men kan er zijn gedachten niet aan vast knoopen, zooals aan een ongeschikten paal het scheepstouw niet kan worden vastgemaakt.