Gepubliceerd op 18-08-2020

Schrikkeljaar

betekenis & definitie

van schrikkelen, frequentatief van schrikken, dat oorspr. springen beteekende '); zoo genoemd, omdat men in Febr. één dag over schrikkelt, overspringt, d.w.z. tusschen den 23sten en 24sten komt een nieuwe dag, zoodat St.-Matthijs, anders op 24 Febr, in een schrikkeljaar 1 dag verspringt, dus op 25 Febr. valt. Dat schrikken oudtijds springen bet., kan o a. hieruit blijken: „Met grote scèrden (metath voor schreden’) gi tot hem scricte.” — „Maer magh ic, ic sals ontscricken” (= maar kan ik, ik zal ze ontspringen, ontloopen).

En in Vlaamsche handleidingen voor den onderwijzer leest men nog: „Dit gedeelte kan de onderwijzer wel over schrikkelen”