van ’t Lat. martyrium, Grieksch marturion = getuigenis. De martelaren getuigden van hun geloof, ondanks de folteringen, ja, bezegelden het met hun bloed; vandaar ook ons woord bloedgetuige, en martelen — pijnigen, folteren (de folter was de pijnbank).
Ondanks die bloedige vervolging, ja juist tengevolge daarvan, kwamen er steeds meer martelaren, zoodat de spreekwijze ontstond: „Het bloed der martelaren is het zaad der kerk.”