Gepubliceerd op 18-08-2020

Jobsbode

betekenis & definitie

„Daar was een man in het land Uz,” zoo begint het boek Job, „zijn naam was Job, en die man was oprecht en vroom en God vreezende en wijkende van het kwaad. En hem werden zeven zonen en drie dochteren geboren.” Bovendien was hij rijk aan vee, „zoodat deze man grooter was dan alle die van het oosten.” Dagelijks offerde. hij God.

Maar de duivel sprak tot den Heer: „Thans is Job vroom, maar als Gij hem alles ontneemt, zal hij het niet meer meer zijn.” Toen antwoordde God: „Zie, al wat hij heeft, zij in uw hand; strek alleen aan hemzelven uw hand niet uit = (spaar zijn leven).” Hierop ontnam de Satan door allerlei ongelukken en rampen aan Job alles, wat deze bezat: kinderen, vee, gezondheid, en bedekte hem met booze zweren. Maar Job bleef vroom en zeide: „De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd’". Thans zag de Satan in, dat Job inderdaad een vroom man was, en God gaf den zwaarbeproefden man alles terug, zelfs in nog rijker mate, dan hij had gehad.Velerlei uitdrukkingen herinneren aan dit verhaal. Een Jobsbode en een Jobstijding beteekenen: een ongeluksbode of -tijding; want Job ontving verschillende boden, die hem zijn zware verliezen kwamen aanzeggen. Hij is zoo arm als Job ziet op zijn toestand, toen hem alles ontnomen was. Jobsgeduld zinspeelt op het geduld, waarmee Job gelaten de zwaarste beproevingen verdroeg; Jobstranen-, bittere tranen. Jobsvrienden: zijn vrienden kwamen hem wel troosten, maar door allerlei verwijten verzwaarden zij zijn leed.