Gepubliceerd op 18-08-2020

Een bengel

betekenis & definitie

Dit woord is door het achtervoegsel el (vormer van werktuigen) afgeleid van een Nederlandsch woord bangen, dat slaan beteekent. Een bengel is dus oorspr. een stok, een knuppel, en hieruit ontwikkelde zich de fig. beteekenis: lomperd, deugniet (denk bijv. aan vlegel).