d. i. het hoofd van een bende ontevredenen, raddraaier, haantje-de-voorste. Letterlijk: de hamel, die de bel draagt en de kudde leidt.
Men denke aan het volksgeloof, als zouden de schapen hem blindelings volgen: struikelt hij over een steen, dan doen allen het hem op dezelfde plek na; springt hij te water, alle schapen volgen het voorbeeld.