ib. of ibid.: ibidem = op de zelfde plaats, bladzij,
i. b. d.: in buitengewonen dienst (bijv. een kamerheer,
id.: idem = dezelfde, hetzelfde.
Impr.: imprimatur = het worde gedrukt (goedkeuring om iets af te drukken : bijv. een proef; ook de goedkeuring der hooge geestelijkheid.)
inch: inclusief = mede inbegrepen, ingesloten.
inf.: Infanterie.
inv.: invenit = heeft uitgevonden (bedacht, ontworpen, bijv. een plaat).
I. p. i.: in partibus infidelium = (bisschop) in Jt land der ongeloovigen.
Ir.: Ingenieur. W. i. = waterbouwkundig Ir.; B. i. = Burg i.