Gepubliceerd op 18-08-2020

Afkortingen I

betekenis & definitie

ib. of ibid.: ibidem = op de zelfde plaats, bladzij,

i. b. d.: in buitengewonen dienst (bijv. een kamerheer,

id.: idem = dezelfde, hetzelfde.

Impr.: imprimatur = het worde gedrukt (goedkeuring om iets af te drukken : bijv. een proef; ook de goedkeuring der hooge geestelijkheid.)

inch: inclusief = mede inbegrepen, ingesloten.

inf.: Infanterie.

inv.: invenit = heeft uitgevonden (bedacht, ontworpen, bijv. een plaat).

I. p. i.: in partibus infidelium = (bisschop) in Jt land der ongeloovigen.

Ir.: Ingenieur. W. i. = waterbouwkundig Ir.; B. i. = Burg i.

< >