Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Gepubliceerd op 02-05-2019

Zó, lesbisch of homoseksueel

betekenis & definitie

Zó, lesbisch of homoseksueel - veel gebruikt, al vanaf het begin van de eeuw. De reactie op deze ontdekking was aanvankelijk: ongeloof—zou ik nu werkelijk zoo zijn? Daarna: verzet—ik wil niet zoo zijn! (Stokvis, 1939).

Toen ik vertelde dat Marjolijn zó was, zei m’n zusje geschrokken, ‘Oh, daar heb ik nog mee in een auto gezeten 'en m’n moeder ‘Marjolijn, maar dat leek me zo’n fris meisje.’ (Homologie, 1989 nr.6). Ook ek sa (Fries), ook zo, zo-kroeg en zóó-aangelegde. zonnebankpot, pot met gepermanent en geblondeerd haar en een te bruine toet, zij wordt wel als weinig maatschappij-kritisch beschouwd. Ook Albert Cuyppot, barbiedoll, C&A-pot, Rembrandtpleinpot, Telegraafpot, Veronicapot en Vivelaviepot. Zie ook Hemapot. zuiden, op ’t zuiden liggen, hitsig zijn. zuignap, weinig flatteuze benoeming van het vrouwelijk geslacht, het gehele tussenbeense. zusje, mede-lesbo, waarschijnlijk ontleend aan het zusterschap uit de jaren zeventig. Zie ook neefje, zusters, vrouwen met wie men solidair is, dat wil zeggen alle vrouwen.

Stamt uit het feminisme van de jaren zeventig. Ook zusterschap, zwaagster, vrouwelijke zwager, zwarte panty, streng gereformeerde dame. zwembad, zeer nat. Het is zwembad en jij bent de badjuffrouw. Ook plonsen. Zie ook nat.