Lesbienne - dame met seksuele voorkeur voor dames. In het Nederlands gebruikt vanaf het eind van de negentiende eeuw, afkomstig uit het Frans.
Verwijst naar het Griekse eiland Lesbos waar de dichteres Sappho in de zesde eeuw v. Chr. woonde. ‘Het is een ziekte die uit Frankrijk is overgebracht’, zei Kloos. ‘S[aar] is eene Lesbienne’, zei Kloos. ‘Wat is dat?’ vroeg ik. ‘Dat is eene vrouw die van vrouwen houdt’, zei Kloos. ‘Eene lollepot; op zijn hollandsch’. (Karsen, 1986, bron 1891). Er bestaan vele variaties op het woord lesbienne: leps, lepsi (Hillie zei dat ze het heerlijk had met haar vriendin, maar dat ze helemaal geen kinderen had en dat ze dat erg vervelend vond. Op dat moment was ik er vrijwel zeker van dat ze een ‘lepsi’ was. (Van Kooten Niekerk & Wijmer, 1985)), les (...een beetje geschoolde les eist een goed gesprek voordat zij zelfs maar haar jas uittrekt. (Surplus, 1987 nr.4)), lesb, lesba, lesbi, lesbo, lesboa, lessie, lezzi. Daarnaast worden variaties op lesbienne vaak gebruikt in samenstellingen: hesbienne, motorlebs, leerlesb, lesbest, lesbiografie, lesbianisme, lesbiek, lesbiositeit, lesbosensibel, lesbostudies, lesbotaal, lesboy en radicalesba. Zie ook gesbian, glamourlesbo, grote stads lesbo, hesbienne, kuddelesbienne, lesba-dinks, lesbica, lesbiesjenne, lesbisch, lesbisch feministe, lesbo, lesbo academico, lesbollah, lesboo desperadoo, lipsticklesbienne, pseudolesbienne, radicalesba, reiselesben en rugbienne.
