Homofiel, homophiel - letterlijk liefhebber van het gelijke, eufemisme voor homoseksueel (m/v), geïntroduceerd binnen COC-gelederen rond 1950, om alle associatie met seks te vermijden. Want de aanduiding homosexualiteit accentueert té uitsluitend de sexuele kant van de geaardheid. (...) Als we ons er aan gewennen om vanaf dit ogenblik uitsluitend te spreken van homophielen en homophilie dan schieten we in de grote weerstandschans een belangrijke bres, waardoor het moeizame werk van voorlichting en begripswerving een sneller opmars zal maken. (Bob Angelo in Vriendschap, augustus/september 1949).
Vanaf die tijd, en vooral in de jaren zestig, komt het woord in zwang om begrip te kweken bij de buitenwereld. Het past binnen de toenmalige integratiepolitiek van het COC. Homofilie wordt gebruikt, niet als toevluchtsoord, maar in de eerste plaats omdat het woord homoseksueel volmaakt ongeschikt is om een medemens aan te duiden, in de tweede plaats omdat de uitgang ‘filie’ betekent ‘de liefde tot’. Daarmee omvat je zowel de platonische als seksuele genegenheid. (Dialoog, 1966 nr.5). Later werd homofiel door het COC weer vervangen door homoseksueel, omdat het omzeilen van ‘seksueel’ versluierend en hypocriet werd gevonden. Homofiel wordt tegenwoordig alleen nog gebezigd door dominees en anderen die het woord homoseksueel niet in de mond durven te nemen of door mensen die niet op de hoogte zijn van de koerswijziging van het COC.