1. intr., waken, proximā nocte, Cic., usque ad lucem, Ter.; overdr., vigilantes curae, met open ogen, Cic., lumina vigilantia, steeds brandend (op de vuurtoren), Ov. | fig., waken, waakzaam zijn, onvermoeid bezig zijn, - zorg dragen, vigilabo pro vobis, Cic., vigila, ne tuam causam deseras, Cic., c. dat., studiis, zich onvermoeid wijden aan enz., Prop.
2. trans., wakend doorbrengen, doorwaken, noctes vigilantur, Ov., vigilata nox, Ov.: wakend (waakzaam) verrichten, quae vigilanda viris, Verg., vigilati labores, Ov.