Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Văcŭēfācĭo

betekenis & definitie

fēci, factum (3), pass. văcŭēfīo, factus sum, fiĕri, leeg maken, ontvolken, Scyrum, Nep., morte uxoris domum novis nuptiis (dat.), Cic., possessiones bello vacuefactae, verlaten, onbeheerd, Nep., c. abl., fasces securibus, de bundels ontdoen van de bijlen, de bijlen uit de bundels nemen, Val. Max.