1. eig., waggelen, wankelen, in utramque partem toto corpore, Cic.
2. overdr., tota res vacillat et claudicat, staat zeer zwak, - geheel op losse schroeven, Cic.; van personen, in aere alieno, diep in de schuld zitten, Cic., tota legio vacillans, wankelend in zijn trouw, Cic.