(trāvectĭo), ōnis, f.
1. het overvaren, de overtocht over enz., Acherontis, Cic.
2. het voorbijrijden, act. immanium saxorum, het vervoer, voorbijrijden met enz., Plin. pan.; intr. (naar transvehi mediaal = voorbijrijden) = het voorbijrijden van de Romeinse ridder voorbij de censor, de monstering, Suet.