torsi, tortum (2);
I. draaien, wenden, winden, omdraaien, cervices oculosque, Cic., circa axem se (van de aarde), Cic., alqd in orbem, Cic., collum alci, iemand de hals omdraaien (een soort dwangmiddel), Liv., ora equi frenis, mennen, Ov., capillos ferro, krullen, Ov., stamina pollice, spinnen, Ov.; overdr., wenden, sturen, leiden, naturam huc et illuc, Cic., orationem alqo, Cic., omnia ad commodum tuae causae, Cic., bella, Verg. | in ’t bijz., (poët.) voortrollen, wentelen, saxa, Verg.; winden, kronkelen, anguis tortus, Verg., vestis circum brachia torta, Tac.; zwaaien, slingeren, hastas, Cic., iaculum in hostem, Verg., fulmina, Verg., glebas, Ov., aquosam hiemem, naar beneden slingeren, Verg.; aan het draaien -, aan de gang brengen, spumas, opwoelen, Verg., ook = (in een boog) afleggen, torquet medios nox humida cursus, heeft de helft van haar baan voleindigd, Verg.
II. praegn.
a. (poët.), omwerpen, tegumen immane leonis, Verg.
b. verdraaien, vertrekken, ora, Verg., oculum, Cic.; overdr., verdraaien, verbo ac litterā ius omne, Cic. | in ’t bijz., op de pijnbank brengen, folteren, alqm, Cic.; overdr., alqm mero, iemd. duchtig laten drinken, om hem uit te horen, Hor., torqueatur vita Sullae, worde nauwkeurig onderzocht, Cic., ook = plagen, kwellen, verontrusten, alqm, Cic., libidines te torquent, Cic., stulti malorum memoriā torquentur, Cic., torqueor m. ut etc., Ov.