sustŭli, sublātum (3);
I. op-, omhoogrichten, -heffen, verheffen
a. eig., manus, Cic., oculos, Cic., sortes, trekken, Cic., saxa de terra, Cic., alqm in crucem, kruisigen, Cic. | in ’t bijz., tollere ancoras, lichten, Caes.; in de hoogte bouwen, verhogen, tectum altius, Cic.; zich doen verheffen, opwaarts laten stijgen, ignem (als signaal), Cic., Liv., freta, onstuimig maken, Hor.; opnemen, met zich nemen, alqm in currum, in equum, Cic., alqm ad se (sc. in navem), Cic., van schepen = aan boord nemen, in het perf. = aan boord hebben, b.v. equites, Caes.
b. overdr., verheffen, laudes alcs in astra, Cic., alqd dicendo augere et tollere altius, Cic., clamorem in caelum, Verg., en zo alleen clamorem, Cic., cachinnum, Cic., animos, zich verheffen, trots worden, Com., Sall., vand. sublatus, z. a. | in ’t bijz. verheffen = groot -, verheven maken, alqm honoribus, Hor., en alleen tollere alqm, Cic., iemd. aan eerambten helpen, verheffen, alqm laudibus, zeer roemen, Cic.; oprichten, animum, de moed doen herleven (bij anderen), ook = (zelf) weer moed vatten, Liv., amicum, troosten, Hor.; op zich nemen, alqd oneris, Cic., poenas, lijden, Cic.; opvoeden, grootbrengen, natum filium, Quint., overdr. = (kinderen bij een vrouw) krijgen, liberos ex Fadia, Cic.
II. (met het begrip van verwijdering)
a. eig., opheffen, wegnemen, -voeren, praedam, Caes., frumentum de area, Cic., solem mundo, Cic., alqm ab atriis Liciniis in Galliam, Cic., alqm denso aëre, ontvoeren, Hor., pass. tollor mediaal = zich (weg) begeven naar, in arduos Sabinos, Hor. | in ’t bijz., (spijzen) afnemen, patinam, cibos, Hor., en (de tafel zelf) wegruimen, mensam tolli iubet, Cic.; tollere signa, (met het leger) opbreken, Caes.; alqm e of de medio of alleen alqm (b.v. ferro, veneno), uit de weg ruimen, Cic., en zo dubbelzinnig (vgl. I, b) adolescentem ... tollendum, Brut. bij Cic., Carthaginem, verwoesten, Cic., nomen ex libris, schrappen, Cic., mendum scripturae, verbeteren, Cic.
b. overdr., wegnemen, opheffen, amicitiam e mundo, Cic., dubitationem en dgl., Cic. | in ’t bijz., (een tijd door lang praten) voorbij laten gaan, tempus, diem, Cic.; praegn., opheffen, afschaffen, vernietigen, legem, Cic., dictaturam funditus e re publica, Cic., memoriam alcs rei, Cic., deos, loochenen, Cic.