Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Tango

betekenis & definitie

tĕtĭgi, tactum (3);

1. lichamelijk: aanraken, terram genu, Cic. | (aan een plaats) grenzen, villa tangit viam, Cic. ; (een plaats) betreden, bereiken, provinciam, Cic. | grijpen, betasten, slaan, steken, stoten, treffen, virginem, Com., Hor., chordas, Ov., fulmine tactus, Cic., Ov., de caelo tactus, door de bliksem getroffen, Cic. ; praegn., alqm, iemd treffen = doden, Cic. ; spreekw., acu rem, de spijker op de kop slaan, PI. | besprenkelen, bevochtigen, corpus aquā, Ov. ; beroken, tacta sulfure ovis, Ov. | nemen, teruncium de praeda, Cic., nullum agrum ab invito, Cic. ; ontvangen, alqd

communi nomine, Cic.; aanroeren, proeven, eten, drinken, saporem mellis, Ov., cibos dente, Hor.

2. geestelijk: in beweging brengen, prikkelen, indruk maken op, minae Clodii modice me tangunt, Cic.; part., tactus, geroerd, geprikkeld, bewogen, doordrongen, cupidine, Ov., religione, Liv. | in de rede : aanroeren, aanhalen, vermelden, alqd, Cic.; (met puntige, scherpe woorden) troeven, Rhodium in convivio, Ter. | overgaan tot, ondernemen, zich bezighouden met, opus carminis heroi, Prop., carmina, Ov. | vangen, bedriegen, foppen, tactus sum visco, PI., alqm triginta minis, foppen voor enz., PI.

< >