ĭi, n. het neerknielen, zowel om te bidden, als om zijn bestraffing te ontvangen; vand.
1. verootmoediging voor de godheid, het ootmoedige bidden, - smeken, publiek gebed, - offer, precibus suppliciisque deos placare, Liv., supplicia diis decernuntur, Tac. | overdr., het bidden, smeken (tot mensen), supplicia regis, Sall.
2. bestraffing, straf, vooral = doodstraf, foltering, ad supplicium dare alqm, Nep., sumere supplicium de alqo, Caes., ad ultimum supplicium (zelfmoord) progredi, Caes., supplicium subire, Cic. | vand. overdr., marteling, pijn, malorum, Verg., satis supplicii tulisse (door gebrek en dorst), Caes., supplicium de se dare filio, voldoening geven, Ter. ; meton., verminking, wonden, dira tegens supplicia, Verg.