(summŏvĕo), mōvi, mōtum(2);
1. eig., verwijderen, verwijderd houden, alqm, Cic., lembos statione, Liv., Phoebeos ictus, afweren, Ov. | in ’t bijz.,verwijderen = ter zijde doen treden, laten heengaan; (de mensen) bevelen plaats te maken (van de lictor), populum, Liv., ook absol., b.v. lictores submoventes, Liv., submoveri iubet, beval plaats te maken, Liv., vand. summoto, nadat er plaats gemaakt was, Liv.; (de vijand) verdrijven, terugdrijven; (uit het vaderland) verwijderen, verbannen, alqm, Ov., alqm patrid, Ov.; (door in zee te bouwen) vooruitbrengen, litora, Hor.
2. overdr., verwijderen, verre houden, alqm a re publica, Cic., alqm a bello, Liv., alqm maleficio, Cic.; verjagen, verbannen, curas, pudorem, Hor.