I. rĕlēgo (1);
1. eig., wegzenden, verwijderen; (als straf) verbannen, alqm ab hominibus, Cic., alqm in exsilium, Liv., alqm rus, Cic., of in Hispaniam, Liv.
2. overdr., verwijzen, ver verwijderen, relegati (afgesneden) a ceteris, Caes.; afwijzen, dona, Cic.; (op iemd) laten terugvallen, afwentelen, in het pass. = (op iemd) terugvallen, culpam in hominem, Quint., mala ad crimen fortunae, Quint., ook c. dat., causae alci, Tib.
II. rĕlĕgo, lēgi, lectum (3);
1. weer bijeenbrengen, terugnemen, -trekken, filo relecto, door het weer opwinden van de draad (van Ariadne), Ov.; overdr., weer afleggen, - doorreizen, aquas, Ov., litora, weer varen langs enz., Verg., Asiam, Ter.
2. (lezend, sprekend, denkend) weer doorlopen, opnieuw lezen, alqm, Hor., scripta, Ov., suos sermone labores, bespreken, Ov., omnia retractare et tamquam rei., in de gedachte doorlopen, Cic.