Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Rĕcurro

betekenis & definitie

curri (3);

1. eig., teruglopen, -ijlen, -komen, -keren; praegn. van een kringloop, = omlopen, telkens terugkeren, sol recurrens, Verg., recurrentes anni, Hor.
2. overdr., terugkeren, -komen, in ’t bijz., (op iets) terugkomen, eo, Caes., ad alqd, Caes.

< >