Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Prōtĕnŭs en prōtĭnŭs

betekenis & definitie

a d v.

1. eig., verder, voorwaarts, voort, pergere, Cic., agere capellas, Verg.
2. overdr., aldoor, onafgebroken, ex urbe profugere, Caes., ad alqm mittere, Cic. | van plaats: onmiddellijk aansluitend, in onafgebroken samenhang, pr. deinde ab Oceano Rugii, Tac., quum pr. utraque tellus una foret, Verg. | van tijd: voortdurend, bestendig; ook = terstond, dadelijk, onmiddellijk; ook = aanstonds bij het begin.

< >