Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Prōsĕquor

betekenis & definitie

sĕcūtus (quūtus) sum (3);

I.
a. eig., achter . . . aan gaan, begeleiden, uitgeleide doen, alqm, Cic., exsequias, Cic., alqm ad rogum, Cic., eum diem sic, ut etc., vieren, Nep.
b. fig., (iemd met iets) begeleiden, in engere zin = meegeven, naroepen, alqm (cum) donis, Liv., alqm votis omnibus lacrimisque, Cic., alqm contumeliosis vocibus, Caes., egredientem verbis, hem bij zijn vertrek goede reis (ironisch) wensen, Cic., sic prosecutus, terwijl hij hem deze woorden nariep, Phaedr. | in ruimere zin = bewijzen, toedelen, wijden, alqm verbis honorificis, Cic., alqm verbis vehementioribus, toeroepen, Cic., alqm liberaliter oratione, vriendelijk toespreken, Caes., alqm laudibus, Liv., (zo ook absol., Suet.), alqm beneficiis, Cic., virtutem alcs gratā memoriā, Cic.; (met woorden) voortzetten, uitweiden over, schilderen, rem usque eo, Cornif. rhet., quod non longius prosequar, Cic., pascua versu, Verg., ook abs., voortgaan, prosequitur pavitans, Verg.

II. (vijandelijk) vervolgen, achtervolgen, hostem, Caes.; fig., fortuna alqm prosequitur, Auct. bell. Alex.

< >