1. e, (in volgorde) de eerste, voorste, en partitief = het voorste deel enz., primori in acie versari, Tac., primoribus labris attingere of gustare (fig.) = zich oppervlakkig met iets bezighouden, Cic.; plur. subst., primores, de voorsten, de voorste rijen, Liv., Curt.
2. overdr., (in rang) de eerste, voornaamste, aanzienlijkste, iuventus (jongelingen), Liv.; plur. subst., primores, de voornaamsten, Hor., Liv.