Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Prĕcor

betekenis & definitie

dep. (1);

1. in ’t alg., verzoeken, bidden, smeken, biddend zeggen, c. acc. (van de persoon, die men verzoekt, tot wie men bidt), deos Cic., Romanum, Liv., c. acc. (van de zaak, waarom men verzoekt of bidt), haec, Cic., opem, Liv., vitam pro alqo, Curt.; precari, en alqm pr., en (hoc of ea) ab alqo pr., met volgend ut etc., Cic., of ne etc., Curt., of enkele coni., Ov.; m. acc. c. inf., Ov., Plin.; absol., Ov., Liv.
2. (iets goeds of kwaads) wensen, toewensen, bene precari, gelukwensen, Liv., male precari, verwensen, Cic., alci reditum, Cic., alci mala, Cic.; praegn., pr. alci, iemd. vervloeken, verwensen, Cic.

< >