1. in 't alg., (iets van iemd) verlangen, begeren, eisen, (op iets) aanspraak maken, (iemd om iets) verzoeken, (iemd tot iets) oproepen, c. acc., auxilium, Cic., sibi totius belli imperium, Caes., alqd alter ab altero postulat, Cic., overdr., van abstracta, quae supplicium postulat, Sall.; m. dubb. acc., haec praetorem, dit van de praetor, Cic.; m. ut of ne, Cic., Caes., m. enkele coni., Caes., m. inf. of acc. c. inf., Cic., Nep.; verlangen, lust hebben, zoeken, willen, absol., de colloquio, een onderhoud verlangen, Caes., ab senatu de foedere, bij de senaat navraag doen omtrent enz., Cic.; overdr., van abstracta, vorderen, eisen, quum tempus necessitasque postulat, Cic.
2. in 't bijz., (voor het gerecht) verzoeken, vorderen, recuperatores aut iudicem, Cic., iudicium, Liv. | (iemd) voor het gerecht dagen, in rechten vervolgen, alqm, Cic., alqm de repetundis, Cic., of alleen repetundis, Tac., alqm repetundarum, Suet., alqm ob etc., Tac.