Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Pĕcŭs

betekenis & definitie

I. cŏris, n. vee, vooral klein vee (schapen, geiten); (poët.) = een stuk vee. | overdr., van mensen, imitatorum servum pecus, Hor.

2. cŭdis, f. een stuk vee, een beest, vooral een stuk klein vee, schaap, ram; plur. poët. = landdieren, pecudes pictaeque volucres, Verg. | overdr., van mensen (als scheldwoord).

< >