panxi, panctum en pēgi (in de overdr. betekenis gewl. pĕpĭgi), pactum (3);
1. eig., bevestigen, inslaan, laten zakken in, clavum, Liv., ancoram litoribus, Ov. | in 't bijz., planten, ramulum, Suet.; meton., beplanten, colles, Prop.
2. overdr., iets als 't ware aaneenvoegen, vand. = ondernemen, neque prima per artem temptamenta tui pepigi, ik zocht niet eerst uw hart sluw te doorvorsen, Verg.; (schriftelijk) vervaardigen, schrijven, vand. ook = dichten, en praegn. = bezingen. | vaststellen, bepalen, terminos, Cic.; sluiten, afspreken, bedingen, een vergelijk aangaan (slechts in de vormen van het perf.), pacem, Liv., amicitiam, societatem cum alqo, Liv., pretium libertati, Tac., tanti pepigerat, Liv., m. ut of ne, Liv., Cic., m. enkele coni., Tac., c. inf., Liv., Tac.; poët., alqm of se alci, verloven, Ov.