Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Nēmŏ

betekenis & definitie

mĭnis, c.

1. subst., geen mens, niemand, geen, n. quisquam, volstrekt niemand, Ter., zo n. unus, Cic., of unus n. Cornif. rhet.; n. alius, geen ander, Cic., non n., menigeen, deze en gene, Cic., n, non, ieder, iedereen, allen zonder uitzondering. Cic.
2. adi., geen, nemo homo, Cic.

< >