ōnis, f.
1. gezantschap, en wel; het ambt -, de post van gezant; legatio libera, een vrij gezantschap, d. i. de vergunning, die een senator van de senaat verkreeg, om, zonder gezant te zijn, met de voorrechten aan die rang verbonden in de provincies te reizen, Cic., ook alleen legatio, Cic., legatio votiva, wanneer de reis de vervulling ener gelofte betrof, Cic. | meton., opdracht, die een gezant krijgt, of het antwoord, dat hij brengen moet, rapport, legationem renuntiare, Cic., Liv., of referre, Liv., zowel = zijn opdracht meedelen, als = antwoord (rapport) brengen; gezantschap = de gezanten.
2. ambt van legaat of onderbevelhebber, legationem obire, Cic.