Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Latro

betekenis & definitie

I. lātro (1);

1. intr., blaffen, keffen, vand. part. subst., latrans, blaffer, poët. = hond, Ov. | overdr., twisten, schreeuwen (vooral van redenaars enz.); bruisen, woeden, loeien, undae latrantes, Verg., stomachus latrans, (van honger) rammelend, Hor.
2. trans., aanblaffen (van honden), alqm, Hor., Aur. Vict. | blaffend -, keffend doen horen; driftig vorderen.

II. lătro, ōnis, m.

1. huurling, huursoldaat.
2. overdr., rover, straat-, struikrover, bandiet; vrijbuiter, oproermaker, muiter; (de in een hinderlaag op het wild loerende) jager; rover, pion (een steen in het belegeringsspel).

< >