(1);
1. in de rede vallen, tegenwerpen, absol. = een tegenwerping maken. | praegn., iets tegen iets inbrengen; storen, belemmeren, ophouden, afbreken, doen mislukken, verijdelen, uit de weg ruimen.
2. zich (met een vraag, verzoek enz.) tot iemd wenden, (iemd) bestormen.