I. a, um, p. adi.
1. toe-, uitgerust met, voorzien van, alqa re, Cic., vand. nihil instructius est ad etc., rijkelijker van middelen voorzien, geschikter, Curt.
2. onderwezen, onderricht, alqa re, Cic., in alqa re, Cic., ab (ten opzichte van) alqa re, Cic., ad alqd, Cic.
II. instructŭs, ū, m. uitrusting, tooi; fig. (van de rede), stof, gedachte.