Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Infĕrus

betekenis & definitie

a, um

I. P o s., zich onder -, beneden bevindend, onder-, beneden-, mare, de Tyrrheense zee (tegenover m. superum, de Adriatische zee), Cic. | in ’t bijz., zich in de onderwereld bevindend, van de onderwereld, onderaards, vand. inferi, ōrum, m. de onderaardsen, doden, de onderwereld, Cic.

II. C o m p., infĕrĭŏr, n e u t r., -ĭŭs, g e n. -iōris, zich meer naar onderen bevindend, lager, de (het) onder-, beneden-, labrum, onderlip, Caes., inferiores, de bewoners der benedenstad, Auct. bell. Alex., ex inferiore loco dicere, van de grond (niet van het tribunal), Cic. | overdr., (van rangorde) versus, pentameter, Ov.; (van tijd) later, jonger; (van getal) zwakker, (van stand enz.) geringer, achterstaand, vand. verliezend, het onderspit delvend, causa, Cic., inferiorem esse, zwichten, verliezen, overwonnen worden, Cic.

III. S u p.

a. infĭmus (infŭmus), de onderste, laatste, ab infimo, van onderen af, Caes., of = geheel onderaan, Caes.; partitief, ara, het onderste deel van enz., Cic. | overdr., de onderste (van rang, stand enz.), geringste, laagste, en zo infimi, ōrum, m. de laagste volksklasse, Cic.; deemoedig, precibus infimis, Liv.
b. īmus, de onderste, gradus, Curt., conviva, die aan het benedeneinde ligt, Hor., vox, bas, Hor., s u b s t., ab imo, van onderen, diep, Caes., Ov., imo, van onderen, in de diepte, Ov., ex imo, Ov., p l u r. ima, het onderste, Quint., Ov., vand. = de bodem, diepte, Ov., inz. = de onderwereld, Ov.; partitief, het onderste deel van, cauda, punt van de staart, Ov., quercus voet van de eik, Phaedr., ab imis unguibus (punt van de voet), Cic. | overdr., (van rangorde) de onderste, ab imo, van onderen af, Cornif. rhet.; (van tijd) de laatste, ad imum, tot het einde, tot het laatst, Hor., ook = in het eind, ten laatste, Hor.

< >