Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Incurro

betekenis & definitie

curri (ook cŭcurri), cursum (3);

I. voortijlen, zich uitstorten (van rivieren).

II.

a. (opzettelijk) op iemd of iets aanstormen, losrennen, iemd aanvallen, (in een land) invallen, een inval doen. | overdr., tegen iemd van leer trekken, iemd doorhalen, in alqm, Trebon. bij Cic.
b. (toevallig) tegen iemd aanlopen, -rennen, op iemd stoten, op of in iets geraken, in alqm, Cic. | overdr., incurrere in oculos, Cic.; aan iets grenzen, in publicum Cumanum, Cic.; (bij het lezen enz.) op iets stoten, in alqd, Cic., ook = (in een ramp enz.) vallen, geraken, vervallen, in morbos, Cic., in fraudem, Cic.; (van tijden, gebeurtenissen) gebeuren, plaats grijpen, voorkomen, vand. ook = meewerken, mee in het spel komen, en m. in c. a c c. = treffen, overkomen, Cic.
c. (op een tijd) vallen, treffen, in ipsas etesias, Cic.

< >