Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Frēnum

betekenis & definitie

i, n., plur. frena, ōrum, n., en freni, ōrum, m. gebit, toom. | fig., frena imperii, de teugels der regering, Ov., alci frenos adhibere, beteugelen, inhouden, Cic., frenum of frenos mordere, de tanden laten zien, Cic., frenum accipere, Verg., Liv., of frenos recipere, Cic., zich iets laten welgevallen.

< >