Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Formŭla

betekenis & definitie

ae, f. gedaante, vorm;

I. praegn., schoonheid.

II. overdr.

a. norm, maatstaf, wet, voorschrift, bepaling, schema.
b. in ’t bijz., verdragsformule, -akte tussen de Romeinse senaat en de bondgenoten, milites ex formula accipere of paratos haberè, volgens het verdrag, Liv., alqm in sociorum formulam referre, op dezelfde voorwaarden als anderen onder de bondgenoten opnemen, Liv. | formulier, tarief, taxe (bij de census), censendi, Liv., censum agere ex formula, Liv. | (als juridische term) formule, formulier, akte in ’t alg.; formule, die de praetor voor rechter en partijen, of die een jurist voor zijn cliënt of in ’t alg. opstelt, en die aangeeft, hoe het proces gevoerd en beslist moet worden, sponsionis, Cic., iudicii, Cic., formulā cadere, Sen., of excidere, Suet., het proces door een fout in de vorm verliezen.

< >