1. golven, sterk golven. | overdr., fluctuat tellus aere renidenti, beweegt zich als 't ware trillend, d. i. schittert, glinstert van enz., Verg.; koken, bruisen = in hartstochtelijke beweging zijn.
2. op de golven, in zee ronddrijven. | overdr., wankelen, besluiteloos zijn.