n. indecl.
1. eig., goddelijke uitspraak, goddelijk gebod, - recht, (tegenover ius, menselijke instellingen, menselijk recht).
2. overdr., heilige plicht, heilig recht, per omne fas et nefas alqm sequi, in alle goed en kwaad, Liv.; vand. fas est, het is plicht, - geoorloofd, - mogelijk, Cic. | noodlot; vand. fas est, ook = het is door het noodlot bepaald, Ov., Verg.