1. samenbrengen, verbinden; bevriend -, genegen maken, winnen. | in ’t bijz., iets door iemd doen aannemen, - aanvaarden, eas res homini, Cic.; aanbevelen, artes suas, Ov.
2. ter bestemder plaatse brengen, bezorgen, verschaffen, pecunias, zich verschaffen, Cic.; in ’t bijz., (een meisje als echtgenoot of minnares) verschaffen; ook = kopen. | tot stand brengen, bewerken, verwerven, verschaffen, bereiden, alci amicitiam cum alqo, Cic., pacem inter cives, Cic., sui cuique mores plerumque conciliant fortunam, Nep.