Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cētĕrus

betekenis & definitie

a, um, de (het) andere of overige, gewl. plur. ceteri, ae, a, de andere, de overige, ceterum ornatum muliebrem, Cic., omnes ceterae res, Cic., et cetera of alleen cetera, en zo voort, Cic.

Daarvan de adverbia:

cētĕrum, voor het overige, overigens, Ter., Cic.; tegenover quidem of een negatie = echter, daarentegen, evenwel, maar, doch, Liv. | anderszins, anders, Ter., Liv.

cētĕră = voor het overige, overigens, Liv., Hor., Verg.

de cētĕro, wat het overige betreft, overigens, Cic.; voortaan, Curt.

< >