cāvi, cautum (2), voorzorgsmaatregelen nemen, voorzorgen gebruiken,
I. op zijn hoede zijn, zich hoeden, zich in acht nemen voor iemd of iets, ab alqo, Cic., ab insidiis, Sall., ook alqm, Cic., malum, Cic., en vand. pass., cavenda etiam gloriae cupiditas, Cic.; met ne (of ut ne) en coniunctivus = zorg dragen, dat niet, verhoeden, dat; met ut en coniunctivus = zorg dragen, dat; imperat., cave of cavete met enkele coniunctivus als sterk verbod, cave ignoscas, Cic. | in ’t bijz., (een houw of stoot) pareren, ictum, Quint.
II. voor (= ten gunste van) iemd of iets voorzorgen gebruiken, iemd of iets in veiligheid brengen, beveiligen,
a. in ’t alg., alci, Cic., alci rei, Vell.
b. in ’t bijz., zekerheid verschaffen, en wel = zich zekerheid (borgtocht, cautie) verschaffen, zich waarborgen, absol., Cic., ab alqo Cic. ; = iemd anders zekerheid verschaffen, waarborgen geven, iemd bij cauties rechtskundige bijstand verlenen (als rechtsgeleerde), alci, Cic., absol., cavere in iure, Cic. ; (door borgstelling) = borg staan of spreken, instaan, alci, Cic., alci de alqa re, Caes. | (schriftelijk) vaststellen, bepalen, verordenen, beschikken, een besluit nemen, (bij testament) absol., Cic., of alci, b.v. heredi, Cic., of testamento, ut etc., Cic. ; (bij verdrag) in foedere alci, Liv., de alqa re foedere, Cic., alci, ne etc., Liv., sibi privatim nihil cavere, voor zich geen straffeloosheid bedingen; (bij de wet door beschikking van de senaat, van de vorst), alci of alci rei, Cic., in lege (legibus) de alqa re of ne etc., Cic.