ōrum, m. de Bruttiërs, de bewoners van de Zuidelijke punt van Italië (tegenw. Calabria Ulteriore); sing., Bruttĭus, ĭi, m.
Bruttiër, zeer vaak Bruttĭi, meton. = het land der Bruttiërs, het Bruttische gebied.Daarv. Bruttĭānus, en gewl. Bruttĭus, Bruttisch.